Thursday, December 15, 2011

Op zoek naar de vulkaan

Maandag 12 december - Voor vandaag heb ik nog niks op het programma behalve de tocht naar mijn volgende bestemming, La Fortuna, aan de voet van de actieve vulkaan Arenal. De tocht zou ongeveer vier uur moeten duren, dus is er 's ochtends nog tijd om in de buurt wat te doen. Ik ontbijt samen met het Amerikaanse stel en we besluiten gezamenlijk ons aan te melden voor een 'zipline canopy tour'. We rijden dus naar de Hacienda en thuisbasis van 'adventure tours' waar ik de vorige dag ook langskwam. Op zondag was hier toen juist een groep van ca. 30 man zich aan het klaarmaken voor de tocht, maar vandaag zijn wij drieën de enige deelnemers. We zijn vroeg, dus drinken we in het restaurant eerst een biertje en praten over muziek, sport, San Diego en het maken van verre reizen. Als we ons na een half uurtje weer melden bij Adventure Tours krijgen we helmpjes en klimtuigen aangemeten en begeleidt door een man of zes wandelen we naar de eerste zipline. Met een katrol worden we aan een lange staalkabel gezekerd en aangedreven door de zwaartekracht roetsjen we een meter of tweehonderd op hoge snelheid van boomtop naar boomtop. Een van de begeleiders was ons voorgegaan en vangt ons op en zekert ons aan de volgende lijn. Dit herhaalt zich een aantal keren totdat we niet meer door boomtoppen maar door een spectaculaire kloof van een paar meter breed vliegen, met een meter of dertig onder ons dezelfde wild stromende rivier waar ik gisteren iets verder stroomafwaarts in gezwommen had. We glijden door totdat via een een stukje verticaal abseilen de bodem van de kloof is bereikt. Nu mogen we een stukje rotsklimmen, eerst horizontaal maar daarna verticaal de kloof uit, er is een makkelijke route uitgezet met kunstmatige handvatten zoals je in een klimhal vindt. Hierna mogen we nog twee keer ziplinen en lopen we het laatste stukje weer terug naar het begin. We drinken nog een biertje en rijden dan terug naar het hotel. Ik pak mijn spullen in, neem afscheid en stap weer in de auto.

De route brengt mij weer terug naar Liberia, maar nu rij ik bij het 'Amerikaanse kruispunt' door richting het zuidoosten. Het landschap doet mij hier afwisselend aan Frankrijk en aan Oregon denken, ik zie boerenland afgewisseld met plukjes natuur. Op de drukke weg wordt rustig gereden, de maximum snelheid is 80km/u. Af en toe haal ik een vrachtwagen in en ik zie veel toeristenbusjes rondrijden. Bij het plaatsje Cañas ga ik linksaf richting Tillaran, en het landschap wordt heuvelachtiger en de weg slingert langzaam naar boven. In Tillaran, bovenop een heuvelrug, moet ik even zoeken naar de juiste afslag naar het Lago Arenal. Het weer aan de andere kant van de heuvelrug slaat snel om, boven het meer hangen dikke wolken en het begint langzaam te regenen. Ook het landschap verandert, er is minder open land en de begroeiing wordt groener en dichter. Aan de noordkant van het grote stuwmeer rij ik door een jungleachtig bos, met af en toe het meer aan mijn rechterhand. Het begint harder te regenen, en nu pas begin ik echt het gevoel te krijgen dat ik in de tropen ben beland. Deels doet het me denken aan de regenwouden op Nieuw Zeeland, maar dan hoger, groener, natter. De weg is goed en ziet er relatief nieuw uit, maar op sommige plaatsen zijn er toch al stukken weggespoelt door regen- en modderstromen. Het uitzicht is geweldig en het is leuk autorijden ondanks (of misschien wel dankzij) de regen. Van Tillaran naar La Fortuna is iets meer dan 75 kilometer, en met de vele bochten doe ik bijna twee uur over dit stuk. Aan het einde van het meer rij ik over een gigantische aarden stuwwal, de plaats waar het meer leegloopt en waar electriciteit wordt opgewekt.


Voor me zie ik de Arenal vulkaan stijl en hoog uit het landschap oprijzen, de bijna perfecte kegelvorm wordt halverwege afgesneden door het dikke wolkendek en ik zie dan ook niks van de rookpluim die uit de top zou moeten stijgen. Met geluk kan je 's nachts lava uit de top zien stromen, maar de regen houdt aan en het wolkendek wordt alleen maar dichter en zakt verder naar de grond toe. De vulkaan heb ik sindsdien niet meer gezien. De zon gaat bijna onder als ik rond half zes aankom bij Eco Vilas Arenal, een verzameling losse huisjes iets buiten het kleine stadje La Fortuna. Iets minder idyllisch dan mijn vorige stop, maar wel met TV op de kamer waar veel Amerikaanse series op te zien zijn.

Dinsdag 13 december - De volgende dag slaap ik lang uit, en ontbijt ik op een terras van een van de gebouwen van de Eco Vilas. Het regent nog steeds behoorlijk, en in mijn naïviteit denk ik de bui wel even uit te kunnen zitten. Als in de loop van de middag er nog geen verandering lijkt aan te komen en internet mij vertelt dat heel Costa Rica is verborgen onder een dik wolkendek besluit ik toch maar op pad te gaan. Ik rij terug naar de stuwdam en sla dan een klein weggetje in op weg naar een aanbevolen attractie - de Hanging Bridges. Een wandelroute van een paar kilometer door een stukje heuvelachtig regenwoud, waarbij je 15-20 hangbruggen oversteekt die op verschillende hoogtes tussen de bomen door gaan. Sommige zijn kort en steken alleen een klein stroompje over, maar andere zijn ruim 100 meter lang en hangen op 45 meter hoogte, waardoor je een mooi uitzicht krijgt op de boomtoppen.


Het gaat harder regenen en ik hou mijn camera voornamelijk onder mijn regenjas. Na de wandeling rij ik weer terug naar het hotel en pak ik mijn zwembroek in. Dezelfde avond heb ik namelijk een reservering in Eco Thermales Arenal - waar je kan zwemmen in vulkanisch verwarmd water. De zon is inmiddels weer ondergegaan en ik vlij mij in de buitenlucht in water van ca. 35-40 graden en ga met een Caipirinha onder een waterval van warm water zitten terwijl dikke regendrupperls langzaam mijn cocktail verdunnen. Dit is een populaire activiteit in deze regio, maar de plek waar ik zit onderscheid zich in kleinschaligheid - ik deel de vier baden met water van oplopende temperaturen met vijftien of twintig andere gasten. Er wordt ook eten geserveerd en enige uren later stap ik extreem rozig weer in de auto voor de korte rit terug naar het hotel. Inmiddels heeft het wolkendek de grond bereikt en rij ik dus met lage snelheid met enkele tientallen meters zicht slingerend door een natte jungle - een ervaring op zich. Het slapen kost daarna weinig moeite.



Wednesday, December 14, 2011

Op zoek naar verkoeling

Zaterdag 10 december - Als ik wakker word heb ik eindelijk de kans om te zien waar ik nou eigenlijk ben beland. Mijn hotel staat aan wat hier 'het Amerikaanse kruispunt' wordt genoemd. Naast mij is een McDonalds, aan de overkant een Burger King, en iets verderop is ook een Subway te vinden. Ik eet op het terras een typisch ontbijt: rijst met zwarte bonen en geroerd ei met slappe koffie en vers geperst sinaasappelsap. Er staan veel lege tafels, iets verderop zitten drie Amerikanen koffie te drinken. Als ik ben uitgegeten wordt ik aangesproken door een meneer van het autoverhuurbedrijf die aan mijn tafeltje komt zitten om de papieren van mijn gehuurde fourwheel drive door te nemen. Ik krijg een kleine maar nog bijna splinternieuwe groene auto met 1200 kilometer op de teller. Als alles bekeken en getekend is steek ik het kruispunt over om voor vertrek wat inkopen te doen. In de lokale Jumbo haal ik water, fruit, een mesje om fruit te schillen (ben mijn eigen zakmes vergeten mee te nemen) en wat snacks. Bij de pinautomaat haal ik 150.000 Colones (iets meer dan 220 euro). Dat lukt pas bij de derde poging. Als verwend modern mens erger ik mij even aan het feit dat het blijkbaar nog best lastig is om binnen enkele seconden een computerverbinding te maken tussen twee computers op verschillende kanten van de aarde.

Eenmaal voorzien pak ik de routebeschrijving van het reisbureau erbij, stap ik in de auto en draai ik naar rechts de Pan American Highway op. Ik bedenk me dat ik in 2000 met Milos ook op deze weg heb gereden, maar dan het deel van deze route wat van Seattle naar San Diego loopt. Als je het echt wilt kan je theoretisch zonder één keer je richtingaanwijzer te gebruiken non-stop van Alaska naar Zuid Amerika rijden. Dat doen we misschien een andere keer, vandaag. ga ik na ongeveer vijf kilometer rechtsaf richting het dorpje Curubande en het natuurpark Rincon de la Vieja. Nog een aantal kilometers verder over een onverharde weg kom ik bij Casa Aroma di Campo, een klein en ongekend idyllisch Bed&Breakfast bovenaan een steile weg met losliggende scherpe stenen.


De auto doet goed zijn werk en ik scheur, schud en schommel naar boven. Ook hier wordt mijn voucher probleemloos aangenomen. Ik wordt gewezen naar mijn zeer comfortabele kamer waar ik eigenlijk meteen op bed ga liggen. Ik ben nog steeds erg moe en het is bloedheet, dus een goed excuus voor een korte siesta. Ik breng een uur of twee door in een ondiepe half-slaap toestand, met openstaande deuren en ramen. Het is nog te heet voor insecten. Als ik wakker wordt ga ik een beetje op onderzoek uit.


Voor mijn kamer hangt een grote vogelkooi waarin een felgroene papegaai huist. Ik moet lachen als het beest mij met 'goeiemorgen' aanspreekt. De vogel is lekker zelfstandig en zit niet in, maar op zijn kooi. Af en toe klauwt hij langs de zijkant van de kooi naar beneden, doet zelf het deurtje open en kruipt naar binnen om wat zaden uit zijn etensbakje te pikken. Hierna klautert hij weer naar boven, maar doet wel eerst netjes het deurtje achter zich dicht. Ik wandel een beetje over het terrein, er lopen paarden en voor mijn voeten vliegt een groepje kleine vogels met mooie witte staarten op uit het gras. Coco, de vriendelijke hond des huizes, loopt enthousiast achter mij aan en volgt mij een stukje de jungle in. Enkele meters verderop beweegt iets groot door de bosjes, ik zie niks maar Coco begint hard te blaffen. Het pad wat ik volgde loopt al snel dood en dus wandel ik weer terug naar het huis. Eenmaal daar aangekomen komt er een meneer op me af die mij in onvervalst Vlaams aanspreekt. Het blijkt de uitbater van het etablissement te zijn, en nu begrijp ik waarom de papegaai naast Nederlands ook Frans spreekt. Op een simpele kaart laat hij zien waar mooie watervallen te vinden zijn en welke wandelingen ik hier kan doen. Helaas is de wandelroute naar de top van de lokale vulkaan niet toegankelijk omdat de vulkaan net iets te veel doet wat hij kan: rook en vuur uitspuwen. Als ik in de richting van de vulkaan kijk zie ik het landschap steil omhoog gaan en verdwijnen in wolken. Vanaf het noordoosten stijgt vochtige lucht op langs de vulkaan, maar eenmaal over de top vervliegen deze wolken snel en vandaar dat aan de zuidwestelijke kant waar ik zit de lucht felblauw is en de zon de temperatuur tot boven de 30 graden duwt.


Het is mogelijk om in het hotel wat eten en dus zit ik 's avonds samen met een Duits stel te genieten van broccolisoep, kip met champignon saus, diverse groentes, sla en puree. Het eten is erg lekker maar machtig, en ik krijg mijn bord niet op. Als toetje is er rijstpudding. Over het terras lopen twee padden die door de twee honden van het huis totaal genegeerd worden. Gelukkig, want de padden hebben als verdedigingsmechanisme giftige urine, iets wat ik de volgende dag krijg te zien als een Amerikaan de pad probeert op te pakken om aan zijn vriendin te laten zien. De pad pist over de voeten van het gierende Amerikaanse meisje heen. Zolang je de urine niet inslikt is er echter weinig aan de hand.


Ook hier is supersnel draadloos internet en ik kan al wat foto's op facebook zetten. 's Avonds lees ik wat en ga ik op tijd naar bed. De volgende dag wil ik niet al te laat op staan, zodat ik voor de felste hitte wat van het park kan ontdekken.

Zondag 11 december - Nog voordat mijn wekker gaat wordt ik luidruchtig gewekt door de papegaai die bij zonsopgang begint te schreeuwen, het klinkt als een krijsende puber die zwaar mishandeld wordt. Voor het ontbijt kies ik voor een 'continental breakfast' met toast, ei, fruit en koffie en stap dan in de auto. Iets verderop de onverharde weg kom ik een slagboom tegen. Hierachter rij ik het terrein op van de lokale boer die hier eigenlijk eigenaar van alles is. Voor 700 colones (~1 euro) mag ik doorrijden. Ook staat er bij iedere waterval en wandelpad een jongen die vijf dollar vraagt voor toegang tot het land. Maar ik rij eerst voorbij de Hacienda, het restaurant en de thuisbasis van 'adventure tours' en rij door naar de ingang van het echte natuurpark. In een rangerhutje betaal ik toegang tot een wandelroute van een paar kilometer door het bos en langs enkele vulkanische attracties.


Net als in Nieuw Zeeland kijk ik gefascineerd naar vijvers met kokend water, borrelende modderpoelen en donkere gaten waar naar rotte eieren ruikende stoom uitkomt. En ook hier, net als in Nieuw Zeeland, wordt de thermische energie gebruikt om stroom op te wekken. Buiten het park lopen metersdikke groene buizen door het land die stoom en warm water naar turbines verderop vervoeren.


Het schijnt dat hier ook apen rondlopen, maar het enige wat ik tegenkom is een grote groep van meer dan twintig wasbeer-achtige dieren die mij totaal negeren en voor mij langs het pad oversteken terwijl ze druk door de bladeren wroeten, op zoek naar insecten om te eten.


De wandeling duurt ongeveer twee uur en inmiddels is het weer flink warm geworden en is mijn shirt al doordrenkt van zweet. Mijn volgende bestemming is dan ook een waterval waar ik wat verfrissing kan vinden. Ik rij terug naar de 'hacienda' en parkeer mijn auto bij het restaurant. Een half uurtje lopen en ik kom bij een plek waar de Rio Blanco over een drie meter hoge waterval stroomt in een verkoelende poel. Ik zwem wat, spring van de waterval en eet een voorverpakte lunch die ik van het hotel meekreeg. Ik ben hier alleen, op de jongen van de hacienda na aan wie ik vijf dollar moet betalen voor zwemrecht. Ik krijg gelukkig wel een bonnetje, en hij maakt met mijn camera een foto van me als ik met een winterbleek lichaam nogal onelegant in het water spring.


Na een half uur komen er nog twee toeristen aan die ik aanmoedig om ook van de waterval te springen. Het water is heerlijk. Nadat ik mijn lunch op heb wandel ik terug naar de auto en rij ik terug naar Aroma di Campo. Inmiddels is het Duitse stel vertrokken en heb ik nieuw gezelschap van een Amerikaans en een Canadees stel. Vlak onder mijn kamer, een paar meter de helling af is met rotsen een klein zwembadje aangelegd wat rechtstreeks gevuld wordt door water uit de rivier. Ik neem nog een korte verfrissende duik en breng de rest van de middag door in een hangmat met een boek en een biertje.


's Avonds eten we weer een stevige maar heerlijke maaltijd. Naarmate de temperatuur daalt komen er wat meer muggen en insecten op ons af en na de maaltijd lig ik nog wat op bed onder een klamboe met foto's te spelen. Ik kijk nog een aflevering van Breaking Bad en val dan weer voldaan in slaap.

Waterval in Rincon de la Vieja

Op zoek naar rijke kusten

Vrijdag 9 december - Vanochtend vroeg vertrokken naar Schiphol, om daar op een vliegtuig naar Houston te stappen. De vlucht vertrekt met een kleine vertraging van 15 minuten, maar verloopt verder zonder problemen. Wel is er over de hele route sprake van strakke tegenwind, waardoor de vlucht uiteindelijk iets meer dan 12 uur duurt, ongeveer anderhalf uur langer dan gepland. Gelukkig is het een modern vliegtuig, voorzien van een uitgebreid entertainment systeem in de hoofdleuning van de stoel voor mij. Uit het raampje is eigenlijk alleen maar bewolking te zien, en dus kijk ik de films Contagion, Cowboys & Aliens, Gran Torino en een deel van Anatomy of a Murder. Oh, en een aflevering van Mythbusters. Af en toe gluur ik door het raam naar buiten, en soms verdwijnt het wolkendek en zie ik een bevroren ijszee. Ook in Canada ligt een hoop sneeuw.

Houston heeft een groot vliegveld, wat erg leeg aanvoelt. Een enorme hal met tientallen douane-hokjes wordt enkel gebruikt door de mensen die met mij van het vliegtuig zijn gestapt. Omdat de eerste vlucht langer duurde hoef ik niet lang te wachten voordat de volgende begint. Uit een geldautomaat haal ik nog snel een stapel Amerikaanse dollars. Voordat ik het vliegtuig op mag mogen we allemaal nog door de beruchte porno-scanners, net als op Schiphol overigens. De medewerkers van de Transport Security Administration, door progressief Amerika gezien als gemene kleinzierige ambtenaren, behandelen ons ontspannen en beleefd.

De tweede vlucht naar Liberia is in een iets kleiner toestel. Naast mij zit een ouder Amerikaans echtpaar op weg naar hun dochter die al een aantal jaren in Costa Rica werkt en woont. In de toeristenindustrie, uiteraard. Entertainment is er in de vorm van live Amerikaanse televisie in de hoofdleuning, totdat op 200 mijl buiten het land de ontvangst wegvalt. Inmiddels is het voor mijn lichaam dat nog op Nederlandse tijd draait al ver na middernacht, dus maak ik gebruik van het moment om wat weg te doezelen, zonder echt in slaap te vallen.

Nog voordat we landen ben ik weer klaarwakker. Buiten is de zon inmiddels al onder gegaan (het is iets na acht uur plaatselijke tijd) en ik zie dus niks van het land waar ik naar toe ga, behalve een enkel lichtje op de grond. Het is in ieder geval duidelijk dat ik niet meer in het fel verlichte West-Europa ben.

We landen op het vliegveld van Liberia, een aantal kilometers buiten de stad. Een klein vliegveld, waar nog een ladderwagen tegen het vliegtuig wordt gezet, en we gewoon over het asfalt naar de ontvangsthal mogen lopen. Deze heeft veel weg van een lege fabriekshal, met drie hokjes voor paspoortcontrole en twee bagagescanners, die het spontaan begeven als onze bagage er nog doorheen moet. Het is hier ook erg warm, en aan het plafond van de hal hangen twee 'big ass fans' (met een diameter van een meter of zes) rustig te draaien. Terwijl ik wacht totdat de scanners het weer doen en ik mijn twee rugzakken er doorheen mag laten glijden zie ik buiten al een legertje meneren met bordjes staan, wachtend op toeristen. Ik sta bijna helemaal achterin de rij voor de scanners, en zie het groepje langzaam slinken. Als ik eindelijk zelf ook naar buiten mag zie ik gelukkig al snel een bordje 'Van Leeuwen'. Goed teken, want ergens in mijn hoofd speelt altijd de paranoia dat ik door het online reisbureau ben opgelicht en er helemaal niks voor mij klaar staat.

Aankomen in een vreemd ver land voelt wat dat betreft altijd een beetje raar en onwennig. Waar ben ik eigenlijk in godsnaam aan begonnen, dat ik mij zielsalleen in een dergelijk avontuur stort? Ik ben toch helemaal niet zo avontuurlijk of dapper? God, heb ik wel de juiste dingen ingepakt? Wat weet ik eigenlijk van de tropen? Had ik me niet beter moeten voorbereiden? Ben ik nou dapper of heel naïef dat ik de avond van tevoren eigenlijk maar gewoon lukraak wat dingen in een rugzak prop en op het vliegtuig stap? Dat kan best in een westers land als Nieuw Zeeland, maar hoe werkt dat in Midden-Amerika?

Al snel blijkt echter dat het in Costa Rica eigenlijk net zo werkt als ieder ander land waar veel toeristen komen. Het land wil graag mijn dollars hebben, en dus is het in het belang van de mensen zelf om gasten als mijzelf vriendelijk en behulpzaam tegemoet te komen. De meneer met het bordje 'Van Leeuwen' groet mij dan ook hartelijk, en met een al grotendeels gerust hart stap ik in het witte busje wat voor mij klaar staat.

De rit naar het centrum van Liberia duurt ongeveer 20 minuten. Ik probeer in te schatten in wat voor landschap ik ben aangeland maar in het donker is er weinig van te zien. Op de tweebaansweg wordt hard gereden en mijn meneer is tijdens het rijden druk aan het bellen. Het maakt mij weinig uit. Ik ben doodop en wil graag zo snel mogelijk naar het hotel en in bed.

Het hotel 'Bramadero' is nog niet erg oud (het gebouw is niet te zien op Google Maps), en de vriendelijke mevrouw achter de balie neemt mijn van te voren uitgeprinte voucher aan alsof het de gewoonste zaak van de wereld is. Wat het natuurlijk ook is. De paranoia wordt minder, maar god wat ben ik moe. Inmiddels is het iets van half tien lokale tijd, oftewel half vijf 's ochtends voor mijn lichaam en geest. Ik loop langs het zwembad van het hotel en vind mijn kamer met twee bedden en badkamer. Er is TV en draadloos internet en na 10 minuten zappen langs voornamelijk Amerikaanse programma's doe ik het licht uit. Ik haal diep adem en val vrijwel direct in slaap. Ontspannen, en uitkijkend naar wat ik de komende twee weken ga beleven.

Sunday, February 6, 2011

Over your cities grass will grow

Een korte versie van de documentaire over kunstenaar Anselm Kiefer is hier te zien: http://www.nps.nl/page/programma/238/het-uur-van-de-wolf/aflevering/detail/11605329/anselm-kiefer--work-and-process

Ik heb ooit (in januari 1996) heel lang met open mond voor een kunstwerk van hem gestaan in Chicago. In het Museum of Modern Art (als je ooit de kans krijgt...) vond ik van hem een werk wat groter leek dan de zaal waar het in stond, in letterlijke maar vooral ook figuurlijke zin. Het schreeuwde afschuw en verschrikking uit, maar ook een spiritueel verlangen om de geschiedenis in een groter geheel te plaatsen. Het raakte mij diep.

Saturday, February 5, 2011

30 films in steekwoorden

Ik zag de afgelopen dagen 30 films. Viel dus toch een beetje tegen (het oorspronkelijke plan was 42). In chronologische volgorde en hoeveel sterren ik ze gaf (schaal 1 - 5, alleen bij nieuwe releases):

donderdag
1. Reign of Assassins - old school wuxia, goed! (4/5 *)
2. Oki's Movie - oke, het was Seoul, Korea, niet Tokyo, Japan. Toch een leuke film. Winnaar van 'Return of the Tiger Award' (4/5 *)

vrijdag 
3. Gravity Was Everywhere Back Then - uniek, prachtig, pixilation (en dat betekent: acteurs behandelen als kleianimatiepoppetjes) (5/5 *)
4. La Belle Endormie - Naked Lesbian Gypsies! Midgets! French supermodels! (3/5 *)
5. Flying Fish - over waarom de regisseur ooit twee keer zijn moeder probeerde te vermoorden (huh wat?) (4/5 *)
6. A Little Closer - familieportret, zeer jonge talentvolle acteurs-regisseur (4/5 *)
7. Karma - pijn, dood, schuld, liefde, leven, ziekte, saai. (3/5 *)
8. Tyrannosaur - stamp, stamp, stamp (4/5 *)

zondag 
9. The Baron - anderhalf uur totale verbijstering gevolgd door The Final Countdown (10/5... ja, 10 van de 5 sterren)
10. The Mill and the Cross - Rutger Hauer als Breugel de Vieze (5/5 *)
11. 13 Assassins - Miike Takashi maakt klassieke samoerai-film. Gelukkig toch met sodomie en veel bloed. Eindigt met 45 minuten durende vechtscene.

maandag 
12. Soul of Sand - clash tussen traditie en moderniteit in India. Had best wat positiever mogen eindigen... (3/5 *) 
13. AUN - The Beginning and the End of All Things - als ik er niet bij in slaap was gevallen had ik hem waarschijnlijk ook niet begrepen. Wel heel erg mooi om naar te kijken. (4/5 *)
14. The High Life - Een oplichter en een poezie-schrijvende politiechef. Mooi.(4/5 *)
15. Never Let Me Go - Literaire versie van 'The Island'. Prachtig en aangrijpend. Andrew Garfield is awesome. Carey Mulligan even more so. (5/5 *)
16. The Ghost With Six Fingers - wuxia uit 1965, net voordat de Shaw Brothers het allemaal stoer en vet maakten. Ondanks dat toch stoer en vet (en regelmatig onbedoeld hilarisch)
17. The Red Eagle - Actie uit Thailand. Technisch best mooi, maar wat een crap-script. Eindigt ook nog eens extreem onvoldoenend met een 'to be continued'. (1/5 *)

dinsdag 
18. Lemonade Joe - awesome western-komedie-actie-musical uit Tsjechoslowakije, ca. 1960. Minstens net zo goed als ze in Amerika werden gemaakt. Mocht er dus helaas geen 5 sterren voor geven.
19. Kommander Kulas - Omdat een festival niet compleet is zonder een onbegrijpelijke film van de Filipijnse punk-rock filmer Khavn (no last name necessary).
20. Surviving Life - Toch maar eens film van Jan Svankmayer kijken. Uitknip-animatie over psycho-analyse. (3/5 *)
21. Eternity - Erg veel minder actie is niet mogelijk in een film. Toch mooi en romantisch. Winnaar Tiger Award. (5/5 *)

donderdag 
22. Silent Souls - Mooie Russische film over leven en dood en rivieren. (5/5 *)

vrijdag 
23. End of Animal - Werd in de catalogus 'Lynchiaans' genoemd door iemand die waarschijnlijk nog nooit een film van Lynch heeft gezien. Had de hele film eigenlijk alleen maar zin om de hoofdpersoon in haar gezicht te stompen. (1/5 *)
24. Majority - Goh, in Turkije wonen ook depressieve mensen. (3/5 *)
25. You Are Here - Canadese geestverwant van ' De Zee Die Denkt'. Meer interessant dan leuk dus. (4/5 *)
26. Over Your Cities Grass Will Grow - Portret van de mega-kunstenaar Anselm Kiefer die een eigen landschap (met tunnels en torens en 72 gebouwen) creëerde om zijn mega-kunstwerken beter tot hun recht te laten komen. (5/5 *)
27. Black Swan - Kom maar op met die Oscars. Opent met gierende spanning om vandaar uit alleen maar nog spannender te worden. (5/5 *)
28. Rabbit Hole - De verassingsfilm, van de regisseur van 'Hedwig and the Angry Inch'. Portret van een stel dat hun kind verliest in een auto-ongeluk. Hmmm, misschien toch een oscar voor Kidman. (5/5 *)

zaterdag 
29. Finisterrae - Over hippie-moordende spoken die graag mens willen worden maar eindigen als een Prins en een Kikker. Winnaar Tiger Award (alhoewel ik stiekum vermoed dat we allemaal zijn bamboozled door een uit de hand gelopen grap). (5/5 *)
30. The Swordswoman of Huangjiang - Deel ? van een 13-delige Wuxia-filmserie uit 1930. Ook toen deden ze al aan wire-fu. Ook wordt er iemand anaal verkracht door een vogel, geloof ik. Met awesome live muziekbegeleiding door een one-man band.

Goed. Dan ga ik nu spelen met mijn nieuwe Canon 7D.

Tuesday, February 1, 2011

Filmfestival Rotterdam - 13 Assassins


Festivalfavoriet Miike Takashi is al sinds 2000 (Audition) een graag geziene gast in Rotterdam. De zeer productieve filmmaker is sindsdien bijna elk jaar vertegenwoordigd met één of meer films. Hij staat bekend om zijn grote variatie, en heeft films in bijna elk genre afgeleverd. Veel van zijn werk wordt gekenmerkt door haast komisch extreem geweld, sexuele perversie en zwarte humor (te zien in films als Audition, Ichi the Killer en de Masters of Horror-aflevering Imprint), maar hij maakt net zo graag komische actiefilms voor het hele gezin (Zebraman) of dramafilms. Dit jaar draaien in Rotterdam zijn twee laatste films: Zebraman 2 en 13 Assassins. Deze tweede titel zag ik zondagavond, een eigenlijk heel traditionele Japanse samoerai-film waarin toch een aantal van zijn terugkerende elementen te vinden zijn.
Het verhaal, gebaseerd op een historisch incident en eerder verfilmd in de jaren ’60, speelt zich af in het feodale Japan van de eerste helft van de 19e eeuw, waarin het land wordt bestuurd door de Shogun (miliaire krijgsheer, dictator) en op lokaal niveau door clans en families. Eén van deze clanhoofden, Natsiguru, is zeer wreed tegen zijn onderdanen en in feite een psychopaat. Omdat hij de jongere broer is van de huidige Shogun is hij echter onaantastbaar, en wanneer hij zijn zinnen heeft gezet op een hogere positie in het landsbestuur vrezen gematigder krachten in de regering voor de stabiliteit en toekomst van het land. Een oudere samoerai, Shinzaemon, wordt ingehuurd om Natsiguru te vermoorden. Shinzaemon verzamelt langzaam een groep vertrouwelingen om zich heen, en uiteindelijk reizen 12 samoerai en één half-verwilderde jager die ze op hun toch tegenkomen af om de wrede heer en zijn gevolg in een klein boerendorp in de val te laten lopen. Als ze de val willen laten dichtvallen ontdekken ze echter dat ze numeriek een groter nadeel hebben dan verwacht: tegenover de 13 helden staan ruim 200 tegenstanders. Dit alles speelt zich af in de eerste helft van de film, en is eigenlijk een langzame opbouw naar de spectaculaire climax: de veldslag in het dorp. Dit levert voor de film een ononderbroken gevecht op van ruim 40 minuten met zware verliezen aan beide zijden en een niet al te verassende afloop.
De film is een genot om naar te kijken om de historische verbeelding van het oude Japan en de samoerai-praktijken gebaseerd op eer en loyaliteit. Sets en kostuums zijn tot in de puntjes verzorgd en prachtig om te zien. De film is veel traditioneler dan we van Takashi gewend zijn maar toch ontbreken ook hier niet de absurd-komische elementen van Takashi, alhoewel bij lange na niet zo extreem als sommige van zijn films. In Japan genomineerd voor beste film van het jaar.

Monday, January 31, 2011

Filmfestival Rotterdam - The Mill and the Cross


Zondag was overigens een goede dag. Net als vrijdag, net als vandaag. Het festival so far bevalt zeer goed, en ik heb nog maar 17 (van de 35) films gezien. Na het ultra-bizarre 'The Baron' snelde ik mij naar het Luxor theater voor de film 'The Mill and the Cross' van de Poolse multidisciplinaire kunstenaar Lech Majewski, voorafgegaan door een ‘Big Talk’ on stage interview met de regisseur. Het is een poging tot een verfilming van een schilderij - in dit geval 'De Kruisdraging' / 'The Procession to Calvary' van Pieter Breugel, geschilderd in 1564. Dat werpt natuurlijk meteen de vraag op hoe je uit een statisch schilderij een narratief van anderhalf uur kan distilleren. Majewski lost dit op door uit te gaan van een boek van Michael Gibson over het schilderij, waarin de uitgebreide symboliek en historische context achter het schilderij wordt beschreven. Majewski ziet het schilderij als een van de grootste kunstwerken van zijn tijd, en gebruikt de inzichten van Gibson om uit te leggen dat het gezien kan worden als een compendium van alle kennis en wetenschap op dat moment. Het schilderij vertelt een religieus verhaal, maar is ook een tijdsbeeld van de wereld waarin Breugel leefde en een politieke aanklacht tegen de Spaanse onderdrukking in de Lage Landen.

Voor de film koos Majewski niet voor een klassieke narratieve structuur, maar selecteerde hij een klein dozijn van de ongeveer 500 zichtbare personen op het doek om deze ideeën over te brengen. De film is een serie losjes samenhangende scènes waarin we deze personages hun rollen zien vervullen. Rutger Hauer speelt de schilder, die aan zijn opdrachtgever (gespeeld door Michael York) zijn gedachten over het te maken schilderij uitlegt, terwijl ze er zelf doorheen lopen.

De grootste triomf van de film is uiteindelijk een visuele, want de film ziet er letterlijk uit als een Middeleeuws schilderij, inclusief de vertekende perspectieven zoals we die uit die periode kennen. Een technisch hoogstandje waar 34 computernerds in de twee jaar durende post-productie periode aan gewerkt hebben. Vele tientallen elementen, gefilmd op diverse locaties in Europa en in de studio voor een greenscreen, maar ook fragmenten uit het schilderij zelf en speciaal in Nieuw Zeeland gefilmde wolken en luchten worden samengevoegd tot een naadloos geheel. Eén bepaald shot in de film duurt ongeveer 6 minuten en bevat volgens de regisseur maar liefst 143 verschillende lagen.

Of de film als geheel ook een triomf is, daar valt over te twisten. Ik kan me niet voorstellen dat de symbolische interpretatie zo beperkt is als de film doet voorkomen – maar misschien is dat ook wel onmogelijk met een schilderij wat zo rijk is aan inhoud. Zoals gezegd worden slechts 12 van de meer dan 500 zichtbare personages uitgelicht. Het grootste deel van de film wordt besteed aan het letterlijk tot leven brengen van het schilderij. Aan de andere kant maakt dat de kijker wel nieuwsgierig naar de rest van het werk, en in die zin is Majewski wel degelijk geslaagd in zijn doel.

Filmfestival Rotterdam - The Baron

Zondag zag ik een vreemde film. Dat is goed, precies de reden waarom ik naar Rotterdam ga: om films te zien waar je anders de kans niet voor krijgt. Zelden heb ik me echter zo vermaakt met een film die zo vreemd was dat ik er werkelijk niks van begreep. Film in kwestie is 'The Baron' van de Portugees Edgar Pera, een soort van pastiche op Dracula. Nee, dat is niet goed. Meer een bastaard van Universal Horror en Duits expressionisme uit 1924. Of wacht, nee, het was eigenlijk een remake van een nooit afgemaakte film uit een parallel universum. Of is het allemaal echt gebeurd, en zijn de originele filmmakers daadwerkelijk door het Portugese semi-fascistische regime ten tijde van de Tweede Wereldoorlog gemarteld en geroosterd in een concentratiekamp? In ieder geval kan je het ook zien als een lange opbouw naar een post-credit a capella uitvoering van 'The Final Countdown' van Europe door slecht-Engels sprekende Portugezen. Dit alles overigens gezien door de blik van Kafka.

De regisseur begon de Q&A door voor te stellen dat hij vragen ging stellen aan het publiek in plaats van andersom, maar wilde nog wel kwijt dat deze film door geen enkele andere film was geïnspireerd, maar eerder bedoeld was als experiment om theater te vertalen naar film zonder het daadwerkelijk te vertalen. Maar waarom dan de enorm opvallende gelijkenissen met eerder genoemde Universal Gothic Horror films uit de eerste helft van de vorige eeuw en het Duits expressionisme zoals we dat kennen uit Nosferatu? Waarom zelf komen met het idee om het in Portugal wereldberoemde boek 'The Baron' van Branquinho da Fonseca een 'Draculiaanse twist' te geven?

Vragen waar we waarschijnlijk nooit achter zullen komen. Alleen daarom al vijf sterren waard. (Plus nog een onbestaande extra ster voor de zang, dans en het meer dan creatieve gebruik van ondertitels.)

Trailer: http://www.facebook.com/video/video.php?v=135877513143586&oid=162894797087096&comments&ref=mf

Sunday, January 30, 2011

Filmfestival Rotterdam - reviews 1


Once again the time of film festivals is upon us – but I won’t be reporting from Sundance or Berlin, but once again from that other great festival: the International Film Festival Rotterdam, celebrating it’s 40th edition this year by being bigger and better than ever. With around 350.000 visitors, it’s one of the biggest cultural events in the Netherlands, and while Rotterdam usually lacks the big names that come to Sundance or Berlin we more than make up for that with the fantastic and incredibly diverse line-up. Everything from mainstream releases to obscure hand colored 16mm experiments has it’s place here, and everything in between as well: pretentious French and Latin-American art-house productions,  Japanese action extravaganzas, historic retrospectives and world-premiers are thrown together into one big overstuffed program that principally avoids Red Carpet-style events and doesn’t always aim to please but does strive to give the viewer a complete picture of cinematic past, present and most notably the future.

The main-program is reserved for first or second time directors who compete for three Tiger Awards. Christopher Nolan won one in 1999 for Following (and the festival is sure to remind you of that feat every chance it gets…) and the program is always full of daring and innovative films. The festival has always had a focus on south-east Asian cinema, but literally every region in the world is featured in some form.

Anyway, enough free publicity and fanboy drooling. Let’s review some movies. I’ll keep ‘em short and the spoilers light!

One of the more crowd-pleasing programmes on the festival is called Water Tiger Inn and features an historic oversight of Wuxia films from China, the earliest being Red Heroine from 1929 (!!). I was planning on seeing that later this week, but the program was changed alas. My first film on Thursday night was Reign of Assassins by Taiwanese director Su Chao-pin, although the co-directing and producing credit for John Woo seems to overshadow him a little bit. From marketing perspective quite understandable, but perhaps also misleading: there’s not a single dove or yakuza-shooting-two-guns-while-falling-in-slow-motion-shot in this film. Instead, we’re presented with a lush and traditional Wuxia film that while it doesn’t score big in originality, does succeed on pretty much every other level. The look of the film is beautiful, presenting a fully realized and romantic Chinese past familiar from this genre, it has beauties and brutes, good choreography, mixes comedy, drama and action convincingly and best of all a great lead performance by Michelle Yeoh as a former member of squad of assassins whose violent past catches up with her. Taking the loot from her final assassin-mission, she moves to the capital and tries to restart her life. A little naive of course, and soon she has to pick up her sword and fix her very deadly but slightly flawed 41 Stroke Shedding Water Technique to protect her life and new love. Highly recommended, mostly for Michelle Yeoh’s performance.

My second day gave a fully booked 6-film program, starting with the very experimental and charming Gravity was everywhere back then by US filmmaker Brent Green. It’s a film documenting the director’s re-enactment of the story of eccentric Leonard Wood and his lover Mary. When Mary gets sick, Leonard decides to built a bizarre house in his backyard, truly believing it will act as a healing machine for his wife, to connect her directly to God’s miracles. All this happened somewhere in the seventies, and the director rebuilds the long since demolished house in his backyard, and has actors playing the parts of Leonard and Mary. The charming strangeness of the subject is enhanced in the format of the film: a bizarre mix of pixilation and animation, giving the whole film a very distinct feeling and creating a unique visual world and language to tell a unique story.

Next up was La Belle Endormie by French director Catherine Breillat. A somewhat mysterious and ambiguously anachronistic amalgamation of two fairytales (Sleeping Beauty and the Snow Queen), it’s at its heart a study in the development of young girls into adulthood and the discovery of sexuality. A few years ago I saw the French film innocence (Harry featured this in his dvd column a couple of months back): a mysterious film about pre-pubescent girls giving up their innocence in order to grow into the mysterious species called Teenage Girl. La Belle Endormie feels a bit like a companion piece to that film. It avoids literal interpretation, and has a loose narrative that starts in fairytale-times, passes through dreamland and ends up in our world, matching the heroines journey from childhood’s romantic ideals to very real sexuality. On a bad day I would categorize this as pretentious French art-house faire, but I guess it was a good day since I was very charmed by it’s lighthearted nature. Also, it has naked lesbian Gypsies, French super models and midgets.

More serious cinematic work was up next in the form of the world premiere of Flying Fish by Sanjeewa Pushpukumara from Sri Lanka. It’s an impressive effort from a mostly inexperienced crew (first time director, first time DOP, mostly amateur actors) that follows the lives of several people in the Sri Lanka countryside, still influenced heavily at the time by the conflict between the government and the LTTE (Tamil Tigers) striving for an independent country for the Tamil population. The civil war ended last year with the destruction of the LTTE forces, but most of the underlying conflict is still there. The director drew from his childhood experiences and stories he saw and heard to construct a story of the colliding trauma’s of several people. Featuring heavy sexuality, one castration (which elicited very unmanly screams from half the audience) and beautiful symbolic shots, it’s a bold debut for a director and a exemplary Tiger Award competitor.

Next up was the American feature A little closer by young director Matthew Petock. It’s a small intimate drama following the summer-adventures of a young single mother and her two sons, each one dealing with their own stages of sexual and romantic development. The mother visits the weekly local dating night, hoping to meet a man to support and satisfy her. 16 year old Marc has a girlfriend and is determined to lose his virginity. The twelve year old Stephen has a crush on his teacher and is about to transition from childhood into young adulthood, being confronted by the accompanying moral questions and demands. The film focuses on the actors, and Petock shows a real talent to get great performances out of his cast. It’s an economic film, at just over 80 minutes it wastes no time but does give each character a very real and complete journey and you really get the feeling that they all reach a next stage in their individual development, and through that, even manage to grow ‘a little closer’ to each other.  And great for festivals: I was just able to squeeze it in my program between two longer films.

On Friday I also saw the Sri Lankan film Karma by director Prasanna Jayakody (Sankara, 2006). A feature about love, death, disease, guilt, birth and more great themes, it didn’t impress me that much. It’s not a bad film by any standard and has a fantastic sound design, but I would instead recommend the brilliant and thematically related Mundane History (2009, Anocha Suwichakornpong) wich one a Tiger Award last year.

My final film of the day was the British social drama Tyrannosaur, the feature debut by celebrated actor Paddy Considine (In America, Dead Man’s Shoes, Hot Fuzz). Another film that made me think my life isn’t all that bad (which was pretty much the theme for the entire day, together with uncomfortable blowjobs), it follows the explosive Joseph (Peter Mullan), an unemployed alcoholic man with anger management problems as he develops a friendship with a Christian charity-store owner (Hannah, played by Olivia Colman). Joseph is not a nice guy: the film opens with him killing his own dog in a fit of rage. His instant sadness makes him however not unredeemable, and thus the audience willingly goes along in his struggle for a better life. While it’s easy to interpret the title as referring to him, we gradually learn not only the true reference, but also that  Joseph is not the only monster. And again, none of the other monsters appear to be entirely unable of redemption, a theme conveyed to us by the strong acting of every character, however small, in the film. I loved Joseph’s neighbor who has a pitbull as his external demon and his own anger issues but also shows fear and uncertainty in his confrontations with Joseph. Does it all lead to an unavoidable violent clash at the ending of the film where everyone gets what they deserve? Perhaps it does, perhaps not, but I will say not only did the film make me feel pretty good about my own life of relative luxury and excess, but also about the prospects of the people portrayed in the film. It’s a classic British social drama in that it seems a little cynical about the ability to escape the social class you find yourself in, but it also follows the same tradition in finding the joy of life in dark situations and celebrating them cinematically. The film is great to look at, starring fantastic close-ups of Peter Mullan’s  weathered  features. A self-assured and successful film, I’m already looking forward to Paddy Considine’s next effort, either as a director or actor.

Well, that should do for now. No films for me today because of family obligations, but I’ll be back tomorrow and the whole of next week, and if you decide to publish this I’ll be happy to file more reports on more movies you’ve probably never heard of before and probably won’t see in a theater near you. Thank god for the internet!!

Greetings,
dapascha